We staan aan de vooravond van een nieuwe technologische golf. Zo. Ik heb gesproken.

AI-tools maken het nu al mogelijk om zonder programmeerkennis eigen persoonlijke software te bouwen. We zijn nog niet in het stadium dat er productieklare, schaalbare apps ontstaan. Maar een app die direct een probleem oplost voor een individuele gebruiker? Of die iets mogelijk maakt wat voorheen niet kon? Daar staan we nu.

Het roept vragen op die we eerder moesten stellen. Wat betekent het als miljoenen mensen hun eigen apps kunnen maken? Wie bouwt de infrastructuur om deze veilig te delen? Hoe voorkomen we dat dit nieuwe ecosysteem wordt opgeslokt door dezelfde platforms die het open web hebben opgeslokt de afgelopen 15 jaar? En hoe zit het met de schaduwkanten van AI: de privacy-implicaties, het dataverbruik voor training, de ethische dilemma’s, het gebrek aan diversiteit in de trainingsdata, de milieubelasting van datacenters, de kosten die niet voor iedereen gelijk zijn?

Die vragen beheersen nu het gesprek en dat is logisch. Want als we iets hebben geleerd van de afgelopen twintig jaar BigTech, dan is het dat ze de regels schrijven tijdens de verspreiding van technologie. Dus is het goed dat al die vragen er nu zijn. Tegelijk bekijken we waar de kansen liggen.

Think Different

Afgelopen vrijdag 19 december liet Martijn zien wat hij kon maken zonder enige programmeerkennis. Zijn ThetaOS spreekt tot de verbeelding, maar nog belangrijker dan de app zijn de checks and balances die hij onder water bouwt en beheert. Hier publiceert hij veel over en we hebben er geregeld gesprekken over. We steken elkaar aan met ideeën, helpen elkaar vooruit met inzichten en ik kijk graag over zijn schouder mee wat hij doet.

Zijn verhaal paste perfect bij de workshop van die ochtend. Voor een groep van 25 enthousiaste niet-programmeurs ging een wereld open met Claude Code. Hier zag ik met eigen ogen de technische barrière instorten die decennia standhield. Martijn schrijft over de scheur in de muur van de App Stores, ik zag hem ontstaan in dat zaaltje.

In 2 uur zag ik een persoonlijke wijndatabase verschijnen, een privé mobiele klantenkaart app die geen data slurpt, een app om je tuin op orde te houden door het jaar heen, een Zweedse taal app, een Spaanse taal app (want beiden hebben een hekel aan de enshittification van Duolingo), de opzet naar een eigen takenmanager, een comicstrip creator. Ik zag de rest van de dag een andere deelnemer constant bedenken wat ze nu allemaal kon maken. Welke Final Boss krachten nu unlocked waren… En een dag later kreeg ik een bericht dat een andere deelnemer zijn persoonlijke CRM systeem nu op orde had.

“Ik ben bloody blown away met wat allemaal mogelijk is”, is slechts één van de reviews die ik via mail, Signal en in gesprekken kreeg.

30 januari kun je het zelf ervaren als ik de workshop nog een keer geef. Natuurlijk kun je me altijd mailen of DM’en voor een in-company startersessie Conversational-Driven Development.

Drie golven van democratisering

Hoe chaotisch het web kan zijn: haar geschiedenis kent een patroon. Telkens wanneer een technische drempel valt, ontstaat een explosie van creativiteit van onderop.

De eerste golf: publicatie (1999-2005)

Begin 1999 waren er 23 bekende weblogs. Rebecca Blood, pionier en historicus van de blogcultuur, documenteerde wat er toen gebeurde. De belofte van het web was dat iedereen kon publiceren. De werkelijkheid was anders: alleen mensen die HTML beheersten konden hun stem laten horen. Toen lanceerden o.a. Pitas en Blogger. Plotseling konden mensen zonder technische kennis een eigen plek op het web claimen. Ik kan het weten, ik was erbij. Ik heb er zelfs nog een boek over geschreven. Binnen een paar maanden waren er honderden blogs. Binnen een paar jaar miljoenen. En zo ontstond een hele cultuur: de blogosphere, met eigen zoekmachines (Technorati), eigen conventies voor exploratie en ontdekking (trackbacks, blogrolls), eigen sterren en schandalen. En vooruit, eigen awards

Het belangrijkste was dat de technologie om iets te publiceren op het web ineens voor iedereen beschikbaar was. Naast blogs kregen ook persoonlijke webpagina’s een enorme boost, met hun eigen beeldtaal, los van wat we kenden van magazines, TV en kranten.

De tweede golf: netwerk (2005-2012)

Je blog was een uitzendmedium. Jesse James Garrett noemde ze de Pirate Radio Stations of the web. Het zijn persoonlijke platformen waar je als individu je mening kunt geven. Je publiceerde, hopend dat iemand het zou vinden. Social media draaide dit om: het netwerk kwam eerst. Facebook, Twitter, en in Nederland Hyves maakten zichzelf de kern van de verbindingen. Je hoefde niet eens te publiceren om deel te nemen. Als blogger waren we nog producent. De sociale kanalen maakten weer consumenten van ons. Ondanks de kleine interacties van likes, shares en comments, écht iets maken was er nog maar weinig bij. Het werd nog erger. Algoritmes optimaliseerden op engagement, die veelal op woede en polarisatie is gericht, de aandacht op het platform werd verkocht aan de hoogste bieder en onze data wordt gebruikt om ons constant te tracken. En om nu LLM’s mee te voeden. Wat me op de derde golf brengt.

De derde golf: creatie (2008-nu)

Parallel aan de opkomst van social media begon een andere revolutie. De iPhone lanceerde in 2007, de App Store opende in 2008. Plotseling kon software op een apparaat in je broekzak draaien. Maar de technische drempel bleef hoog en Apple voegde daar nog een laag aan toe: Elke app kende een review-proces en een commissie van 30% op elke transactie. Martijn beschrijft in zijn stuk uitgebreid hoe we door AI code-assistenten die technische muur laten instorten. Met Claude Code maak je je eigen applicaties. Dat kunnen webapplicaties zijn, of volwaardige iPhone apps. Android zal net zo goed mogelijk zijn, maar valt buiten mijn kennis van dat ecosysteem. Martijn, ikzelf, deelnemers aan de workshops en Digitale Fitheid Meetups, we beschrijven wat we willen en samen met de software werken we naar een eindresultaat. En zo ontstaan er miljoenen niche-apps, gedeeld buiten de App Store. Die zijn niet bedoeld voor massamarkten, maar voor persoonlijk en wellicht klein-gemeenschappelijk gebruik.

Golf Periode Barrière die viel Wat het mogelijk maakte Wat ontstond
Publicatie 1999-2005 HTML-kennis Blogger, WordPress Blogosphere
Netwerk 2005-2012 Bereik, verbinding Facebook, Twitter, Hyves Social web
Creatie 2008-nu Programmeerkennis App Store → AI-tools ?

Het vraagteken in die laatste cel maakt het interessant. Wat zal onstaan?

Wat we verloren

Om te begrijpen wat er kan ontstaan, moeten we eerst begrijpen wat we kwijtraakten.

In december 2012 schreef technologie-commentator Anil Dash een essay dat nog steeds nagalmt: “The Web We Lost.” Hij beschreef hoe de tech-industrie de opkomst van netwerken behandelde als pure winst voor gebruikers. Zelden werd gesproken over wat we onderweg eigenlijk verloren. Dash herinnerde zich een web waar foto’s op Flickr werden geüpload met tags die machines én mensen konden lezen. Waar je met Technorati de blogosphere in real-time kon doorzoeken. Waar sites naar elkaar linkten en die links meer betekenis hadden dan om SEO redenen. Afgelopen vrijdag hadden Ton Zijlstra en ik een nostalgisch gesprek over del.icio.us, de beste sociale bookmarktool die nooit tot volle wasdom kon komen. Maar waar je elkaar volgde op basis van de linkverzameling en tags.

Maar het echte verlies was subtieler: de persoonlijke homepage. In de jaren negentig had je een homepage. Een digitale plek die jou representeerde, vormgegeven naar jouw smaak, met jouw inhoud, onder jouw controle. Het was rommelig en amateuristisch en prachtig. Elke homepage was anders, want elke maker was anders. Sociale platforms reduceerden dit tot een profiel. Dezelfde MySpace, Facebook, Hyves of Twitter template voor iedereen. Dezelfde mogelijkheden, dezelfde beperkingen. Onze identiteit werd een invulformulier. Nog zonder captcha om verkeerslichten en pinguins te herkennen.

De terugkeer

Wat Martijn beschrijft is niet zomaar een technische ontwikkeling. Hij ziet dat zelf ook. Het is de mogelijke terugkeer van iets dat we verloren waanden, maar met een cruciale upgrade. Een homepage was statisch. Een blog was chronologisch. Een app is functioneel. AI-gegenereerde apps zijn “persoonlijke homepages” die iets doen. Ze lossen een probleem op dat jij hebt. Ze werken op de manier die jij prettig vindt. Ze delen geen data met adverteerders. Ze worden niet slechter omdat een platform besluit meer geld te verdienen.

Martijn voorspelt miljoenen niche-apps, gedeeld buiten de App Store. Dit is precies wat Harvard-professor Yochai Benkler in 2006 beschreef als “commons-based peer production”: gedecentraliseerd, collaborative, niet gericht op eigendom of winst. Het verschil met twintig jaar geleden: de tools bestonden nog niet om dit werkelijk op grote schaal te realiseren. Nu wel.

Waarom eigenaarschap ertoe doet

De academische literatuur over online platforms is de afgelopen twintig jaar geëxplodeerd. De conclusies zijn ontnuchterend en dat zal je niets verbazen. Mensen als Shoshana Zuboff(Surveillance Capitalism), Nick Srnicek(Platform Capitalism) en Cory Doctorow (Enshittification) maken duidelijk dat het social web er niet lekker aan toe is. Het werkt alleen bij afhankelijkheid van het platform. Een zelfgebouwde app is minder afhankelijk. De afhankelijkheid is er tot op zekere hoogte, want het is met AI gebouwd. Maar je zit meer aan de knoppen wat je idee moet doen en kunnen. En vooral wat het niet moet doen. Geen algehele platformbeslissingen. Geen advertenties. Geen API-toegang die plotseling wordt afgesloten. Geen 30% commissie. Geen willekeurige afwijzing door reviewers.

De IndieWeb-les

Ik was betrokken bij de IndieWeb-beweging in Nederland en ervaar constant wat het effect kan zijn als je echt autonoom bent. Als alles in je eigen bezit is. Het geeft een digitale vrijheid die moeilijk te beschrijven is.

Technologie alleen is echter niet genoeg. De University of Toronto concludeerde in hun onderzoek naar het Indieweb: “Voor een beweging die individuele autonomie benadrukt, zijn IndieWeb’s evenementen en community-netwerken de drijvende kracht achter haar levensduur.”

De blogosphere stortte niet in door technische beperkingen. Technorati indexeerde 133 miljoen blogs. Maar 94% verdween. Niet omdat bloggen ineens moeilijker werd, maar omdat de sociale infrastructuur verschoof naar platforms die engagement optimaliseerden boven betekenis.

Wat ik me dus afvraag…

Als de AI-codetools werkelijk een nieuwe fase van digitale democratisering inluiden, dan staan we voor vragen die we eerder hadden moeten stellen. De vragen die we vergaten bij de komst van blogs en sociale netwerken.

Wat is het RSS-protocol voor apps? RSS maakte het mogelijk om blogs te volgen zonder een platform als tussenpersoon. Wat is het equivalent voor niche-apps? Hoe vind je de app die iemand in Australië bouwde voor precies jouw probleem? Wie bouwt de Technorati voor AI-gegenereerde software? Misschien ligt een deel van het antwoord in protocollen zoals Nostr: open standaarden die discovery en connectie mogelijk maken zonder een centrale poortwachter.

Wat voorkomt dat dit ook enshittified? Platforms slokten de blogosphere op. Influencers en social creators zijn afhankelijk van ondoorgrondelijke algoritmes. Welke structuren voorkomen dat deze app-renaissance hetzelfde lot ondergaat?

Wie bouwt de commons? Martijn voorspelt platforms voor het delen van broncode, “GitHub meets App Store.” Maar wie bouwt dit? En volgens welk model? Is het eigendom van de community of van het platform?

Hoe gaan we om met de schaduwkanten? AI-tools zijn niet neutraal. Ze zijn getraind op data waarvan de herkomst niet altijd helder is. Ze draaien op datacenters die te veel water en energie verbruiken. Ze kosten geld dat niet voor iedereen gelijk beschikbaar is. Ze roepen vragen op over privacy, over eigenaarschap van gegenereerde code, over de arbeidsomstandigheden van mensen die trainingsdata labelen. We kunnen niet doen alsof deze vragen niet bestaan. De vraag is hoe we een dialoog voeren die zowel de mogelijkheden erkent als de kosten eerlijk weegt.

Wat is de nieuwe digitale geletterdheid? Als software-creatie een basale vaardigheid wordt, wat betekent dit dan voor onderwijs? Voor werk? Voor de definitie van wat het betekent om digitaal vaardig te zijn?

En de belangrijkste vraag: De homepage verdween niet omdat hij technisch onmogelijk werd. Hij verdween omdat platforms makkelijker waren en meer bereik boden. De technische barrière voor apps is nu weg. Maar de sociale en economische krachten die ons naar platforms duwden bestaan nog steeds. Wat is er dit keer anders?

Een open einde

Misschien is het antwoord: niets is anders. Misschien worden AI-gegenereerde apps een nieuwe categorie die de grote platforms zullen absorberen en monetizen. Want dat is nu eenmaal zoals de BigTech werkt: Embrace, extend en extinguish.

Maar ik blijf die naïeve hoop houden. Misschien is er wel iets veranderd. Want we moeten toch íets hebben geleerd van de afgelopen twintig jaar aan Big Tech platform dominantie? We weten nu wat we verliezen als we bouwen op geleend land, zoals Twitter. We ondervinden de enshittification aan den lijve. We zien hoe ze onze data opslurpen, verzamelen, bundelen en verkopen aan bedrijven en overheden. Hoe ze onze digitale identiteit reduceren tot een profiel in andermans template.

Toen we in 2000 lekker zaten te bloggen, wisten we niet wat we hadden. Tot het weg was. Nu weten we wel beter. Toch? De vraag is of die kennis genoeg is om het dit keer anders te doen. En of we bereid zijn om de moeilijke gesprekken te voeren over hoe we nieuwe technologie inzetten op een manier die individuele makers helpt, zonder de wereld naar de knoppen te helpen.

Nieuwsgierig?

Leuk, dat historisch perspectief, maar wat nu? Wel, je kunt er onderdeel van uitmaken. Het zelf meemaken! 30 januari geef ik de Claude Code Open workshop nog een keer. Gratis en voor niks bij Wonders of Work in Utrecht. Wil je met je team of bedrijf proeven aan deze nieuwe revolutie? Dan is een in-company workshop altijd mogelijk. Mail me!